Eigen inzet maakt het verschil: Syrië

Ruim tien jaar geleden begon de oorlog in Syrië. Mohamed Abo Hadide woonde met zijn gezin vredig in de Syrische hoofdstad Damascus, waar hij studeerde aan de universiteit. In zijn studie verdiepte hij zich in het leven van bijen en werd hij een succesvol imker. “Men noemde mij een ‘wildeman’, omdat ik altijd bezig was in de natuur. Samen met vrouw en kinderen vluchtte hij naar het naburige Libanon. Hij dacht na een paar maanden weer naar Damascus te kunnen, maar dat liep anders. “Ik dacht dat het net zo zou gaan als in Libië na de dood van Gadaffi, maar dat was niet zo. Daarna volgde een reis met veel omzwervingen door Europa. Het gezin kwam in Amsterdam, daar kwam hulp. Mohamed: “We voelden ons heel welkom! Ik vertelde, dat ik imker was. We zaten toen in het azc in Schalkhaar. Er werd vanwege de bijen contact gemaakt met Wageningen. Het was voor mij belangrijk om mijn studie te verbreden”. Mohamed kon als imker aan de slag. Sinds maart 2020 heeft hij zijn eigen imkerij De Dichterbij in Wageningen. “Toen ik in Nederland was stond voor mij vast, dat ik zelf mijn brood wilde verdienen. Het werken met de bijen was vroeger en nu opnieuw volop ontspanning. Het trekt alle spanning uit mijn lijf. Elke dag opnieuw moet je creatief zijn, elke dag moet je wel iets oplossen. Ik ben nu vijfentwintig jaar imker, ja ik ben helemaal verweven met de bij”. Het grote verschil met Syrië: “Daar is geen vrijheid van mening. Je durft niks meer te zeggen met 800.000 doden en drieënhalf miljoen gevluchte mensen. Syrië is kapot. Assad beschouwt Syrië als zijn boerderij, ook voor zijn familie. Daar konden we niet meer leven. Er was de keus: vluchten of de dood. Het zal er ooit beter gaan, want alle burgeroorlogen blijken vijftien jaar nodig te hebben om weer terug te keren naar normaal. Wat is het hier vrij!! We voelen ons in Nederland vrijer dan we ons ooit gevoeld hebben. Hier kan ik mijn brood verdienen. In Nederland kun je achter je dromen aan gaan. Dit is het land van hoop. Nederland heeft ons ontvangen; we hadden een vluchtheuvel nodig”. Over Wageningen: “Het is zó’n mooie open stad met al die nationaliteiten! Wageningen valt zo op ten opzichte van andere plaatsen, die ik hier ken. Ik hoop daar een positieve bijdrage aan te kunnen leveren”.   

Eigen inzet maakt het verschil: Jemen

Marwah Mohammed (31) is geboren en getogen in Jemen. In 2015 is ze met haar dochtertje Jumana weggevlucht uit haar geboorteland, omdat het daar door de oorlog niet meer veilig was. Het is haar diepste wens en verlangen om ooit weer terug te keren naar een Jemen, waar de oorlog dan voorbij is en waar ze dan in vrede met haar familie weer een eigen bestaan kan opbouwen. Marwah vertelt: “Ik kom uit het zuiden van Jemen, ik heb ook in het zuid-westen gewoond. Ik woonde in een flat. Het leven was best wel goed in mijn vaderland, absoluut niet perfect. Er is veel armoede. Basisbehoeften als elektriciteit, water en voedsel waren niet altijd even constant aanwezig, daar wist je mee te leven, maar indertijd was het er wel redelijk rustig”. Marwah werkte in Jemen als apothekersassistente. Nu heeft ze dagelijks contact vanuit Wageningen via skype met haar twee zussen en haar ouders. Ze mist haar familie. “Het is allemaal zo verdrietig. Jemen is zó kapot gemaakt door de oorlog. Het is zo erg dat we niet meer veilig in ons eigen land kunnen wonen. Ik waardeer het enorm wat de Nederlandse overheid voor ons doet, maar dat haalt het verdriet niet weg, omdat we een sterke band met de familie in Jemen hebben. Door de oorlog is Jemen zó kapot, het zal moeilijk worden om het land weer op te bouwen”, verzucht ze. Marwah is in 2015 op de vlucht geslagen vanwege de vele luchtaanvallen van de Saoedi’s op haar directe omgeving: “Wij woonden naast het paleis van de president. Saoedische vliegtuigen kwamen om het paleis en alles eromheen te bombarderen. Het was meer dan verschrikkelijk!! Ons huis, de ramen, muren, alles was kapot. Die angst heb ik nu nog altijd wanneer het gaat onweren, dan komt dat nare gevoel direct weer boven. Dit vergeet je nooit meer. Daar kan ik niets aan doen!” Toen het bombardement kwam wilde ze direct weg, vluchten naar een veilig land. “We moesten weg, dat werd geregeld, maar we moesten wachten voordat we weg konden, want iedereen was in oorlog. Na een paar maanden konden we pas weg. Eerst met de bus naar het vliegveld van de hoofdstad Sanaa, daarna met een Russisch vliegtuig naar Rusland. Na vijftig dagen kregen we toestemming om naar Nederland te reizen”. Via Doetinchem kwam Marwah met haar dochter naar Wageningen. Ze woont hier inmiddels drie jaar. Ze vindt het fijn hier: “Wageningen is fijn! Ik voel me hier heel veilig en vrij tussen aardige mensen. Ik draag een hoofddoek, maar ik voel me echt nooit gediscrimineerd. Wageningen is een rustige, kleine stad met zóveel verschillende nationaliteiten! Dat is heerlijk! Ja, ik voel me hier volledig geaccepteerd”. Binnenkort ontvangt ze haar Nederlands paspoort. In het begin vond Marwah het wat moeilijk in Nederland: “Ik ben absoluut niet moeilijk in de omgang, maar ik merkte, dat niet iedereen contact wilde met een buitenlander”. Een tijdlang werkte ze als baliemedewerker bij Vluchtelingenwerk in het asielzoekerscentrum. Inmiddels is ze niet stil blijven zitten. Ze is naar de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) gegaan. Daar heeft ze de hbo-opleiding International Public Health gevolgd, een opleiding die haar de mogelijkheid biedt om in de gezondheidszorg het leven voor anderen te verbeteren: “Werken met het Rode Kruis of Artsen Zonder Grenzen zou fijn zijn! Ik zou graag iets voor migranten willen doen. Hier in Wageningen werk ik als vrijwilliger en als coach bij Vluchtelingenwerk Wageningen op Markt 17 als tolk, om nieuwkomers te helpen bij het inburgeren, zo draag ik graag mijn steentje bij aan de maatschappij, niet alleen voor vluchtelingen, maar ook voor Wageningers”. Wat vindt ze van de mensen hier? “Alles gaat hier op afspraak! Iedereen is hier vriendelijk, behulpzaam en groet je. Mijn dochter is óók zo blij hier! Mensen zouden hier uitzicht op werk moeten hebben, geef ze de kans om te werken!” Haar grootste wens is om, wanneer het ooit vrede is in Jemen, weer naar haar vaderland te gaan om daar in de gezondheidszorg te werken: “Voor de oorlog was het daar slecht, nu is het nog slechter…”.

Eigen inzet maakt het verschil: Eritrea

Nieuwe Nederlanders, in dit geval nieuwe Wageningers. Mensen, die vanuit het buitenland naar Wageningen zijn gekomen en hier hun leven verder inhoud willen geven, voornamelijk omdat zij om de een of andere reden hun vaderland moesten ontvluchten. In deze serie ‘Eigen inzet maakt het verschil’ vertellen zij hoe zij hun plek in Wageningen hopen te vinden en hoe ze op de een of andere manier hun steentje aan de Wageningse samenleving bij willen dragen. Vandaag het echtpaar Awet Afeworki en Shishay Tecle, afkomstig uit Eritrea. Ze hebben de Nederlandse taal prima onder de knie. Hij vluchtte in 2010 naar Soedan omdat hij, net als alle mannen, in Eritrea verplicht in militaire dienst moest. In Soedan kon hij in een privékliniek aan de slag. In 2013 kwam hij naar Nederland. Vervolgens vroeg hij politiek asiel aan. In 2015 kwam hij naar Wageningen. Hij studeerde public health aan de VU in Amsterdam. Zijn vrouw Shishay wilde bij haar man wonen. Ze vluchtte in 2015 vanuit Eritrea naar Soedan. Daar verbleef ze vier jaar. Toen mocht ze naar Nederland komen. Voordat ze naar Nederland kwamen, hadden ze al het een en ander achter de rug. Awet Afeworki en Shishay Tecle, getrouwd, twee dochters, wonen alweer een aantal jaren in Nederland. Ze zijn christen. Awet volgde in Eritrea een kunstopleiding, ze was er docent tekenen en schilderen op een basisschool in de hoofdstad Asmara. Momenteel maakt ze de mooiste olieverfschilderijen met Eritrese invloeden. In juli exposeert Awet haar werken in de bblthk. Shishay werkte in Eritrea als klinisch laborant na zijn studie aan de universiteit van Asmara. Hij werkte zeven jaar bij de nationale Eritrese bloedbank. Awet: “De meeste mensen in Eritrea wonen in een dorp; er zijn veel traditionele families. Ik kom uit een boerenfamilie. De eerste jaren hier vond ik moeilijk vanwege de kou. Maar dat went! Ik ben blij met het mooie contact, dat we hier met de buren hebben, zij staan altijd voor ons klaar!”  Shishay vertelt over haar land: “De hoofdstad Asmara is even groot als Amsterdam. Het is een schone stad. Vroeger was het leven daar vrij goed. Wat ik zo bijzonder vind in Nederland is, dat je een enorm gevoel van vrijheid voelt, dat vind ik heel bijzonder! Maar.. je moet hier wel altijd alles afspreken! Wij zijn nu heel druk met de Nederlandse taal en met de kinderen. Ik heb als assistent-docent tekenen op het Pantarijn gewerkt, bij Vrijwilligerswerk en de gemeente gewerkt en stage gelopen bij Vilente. Nu help ik bij Kinderopvang”. Shishay komt haar tijd wel door: “Thuis ben ik druk met het maken van schilderijen. Ik bereid mijn expositie in de bblthk voor. Daar laat ik werken zien, die gebaseerd zijn op de cultuur van Eritrea. Ik zou het zo mooi vinden om op een school als tekendocent te mogen werken”. Haar man Awet heeft zijn draai in de Nederlandse samenleving goed gevonden: “Ik lees veel om mijn kennis van de Nederlandse taal te verbeteren, want het is best een moeilijke taal. Ik wil graag zelf mijn geld verdienen. Heel graag zou ik iets in de gezondheidszorg willen doen, bijvoorbeeld als laborant. Ze zien grote verschillen tussen beide landen: “Hier is heel veel water, dat is mooi! En heel bijzonder is, dat je met de mensen altijd een afspraak moet maken, dat kennen wij niet”. Awet vertelt: “Je moet hier werken om te leven, heel goed. Maar je krijgt hier wel ondersteuning om op eigen benen te kunnen staan”. Merken ze iets van discriminatie? “Helemaal niets! We begrijpen wel, dat de Nederlanders hun land willen beschermen, maar wij voelen ons veilig en vrij! Een gevoel dat we in Eritrea niet kennen”. Dan zegt Shishay: “Geef nieuwe Nederlanders een kans, ondersteun ze in het begin en laat ze een waardevol onderdeel van de samenleving zijn. Probeer het cultuurverschil met de nieuwkomers te begrijpen!”

Hij vluchtte in 2010 naar Soedan omdat hij, net als alle mannen, in Eritrea verplicht in militaire dienst moest. In Soedan kon hij in een privékliniek aan de slag. In 2013 kwam hij naar Nederland. Vervolgens vroeg hij politiek asiel aan. In 2015 kwam hij naar Wageningen. Hij studeerde public health aan de VU in Amsterdam. Zijn vrouw Shishay wilde bij haar man wonen. Ze vluchtte in 2015 vanuit Eritrea naar Soedan. Daar verbleef ze vier jaar. Toen mocht ze naar Nederland komen

Van wanhoop naar hoop: Afghanistan

Nieuwe Nederlanders, in dit geval nieuwe Wageningers. Mensen, die vanuit het buitenland naar Wageningen zijn gekomen en hier hun leven verder inhoud willen geven, voornamelijk omdat zij om de een of andere reden hun vaderland moesten ontvluchten. In deze serie ‘Eigen inzet maakt het verschil’ vertellen zij hoe zij hun plek in Wageningen hebben gevonden en hoe ze op de een of andere manier hun steentje aan de Wageningse samenleving bij willen dragen. Vandaag Saleh Rahmani, afkomstig uit Afghanistan. Hij woont hier inmiddels zo’n twintig jaar.

Saleh is geboren in de Afghaanse hoofdstad Kabul. Daar woonde hij met zijn ouders, broers en zussen. Hij wilde graag studeren. Dat is hem ook gelukt. Hij werkte een aantal jaren als leraar geschiedenis en godsdienst in het middelbaar onderwijs. Maar hij wilde verder: “Het was mijn grote wens om advocaat te worden”. Hij studeerde af als jurist, maar het liep anders dan hij zich had voorgesteld. In Afghanistan is de militaire dienst een verplichting, dus gold ook voor Saleh. Hij vertelt: “Op een dag was ik met een aantal andere soldaten in een legertruck onderweg. Daar liep het verschrikkelijk mis. Wij reden op een landmijn, waarbij drie mensen gedood werden en een groep ernstig gewond werd. Ik verloop bij de klap mijn beide benen. Dat veranderde mijn leven drastisch”. Zijn ambitie om advocaat te worden moest hij noodgedwongen opgeven.

Hij wist, dat hij actief moést en wilde blijven. “Zonder benen was het een zeer zware tijd, waar ik mee te stellen had”. Hij kreeg in Afghanistan twee protheses aangemeten. Vervolgens kon hij aan de slag als leraar. Door de Taliban werd de situatie in die tijd ook al steeds moeilijker gemaakt, met name voor vrouwen en meisjes was het zwaar. “Dat vond ik verschrikkelijk om mee te maken, daar wilde ik graag iets aan doen. Toen ben ik bij mij thuis stiekem les gaan geven aan meisjes en vrouwen, iets wat ten strengste verboden was. Helaas kwam de Taliban daar achter en toen was er voor mijn geen enkele uitweg meer. Ik moést vluchten”. Saleh vluchtte met zijn gezin naar Pakistan. Vervolgens ging hij door naar Nederland. Via Zevenaar en Nijmegen kwam hij na een proces van vijf jaar naar Wageningen, waar een verblijfsvergunning en een woning werden geregeld. “Het was een zware tijd, maar vanaf het begin voelden wij ons thuis in Wageningen, dat meen ik echt! Mijn vrouw en kinderen voelen zich hier ook helemaal op hun gemak. Mijn wortels liggen natuurlijk in Afghanistan, dat is  een gegeven. Maar mijn kinderen hebben dat niet meer. Toen, maar zeker nu helemaal, was Afghanistan geen democratie, het is niet mogelijk om als vrij mens daar te leven. Natuurlijk is het mijn droom om ooit in een vrij Afghanistan te kunnen leven, maar dat zit er natuurlijk helemaal niet in. Dat gevoel van volledige vrijheid voelen wij hier in Wageningen!” Saleh Rahmani zit in Wageningen niet stil. Hij heeft onlangs twee moderne beenprotheses aangemeten gekregen, waardoor het lopen hem goed af gaat.

Hij is actief in het bestuur van de Wageningse moslimgemeenschap en is in vaste dienst in een Wageningse winkel. “Ik help nieuwkomers om goed te integreren in de samenleving: “Ik voel de behoefte om voor de Wageningse gemeenschap iets te kunnen doen. Dat zie ik als een voorrecht”.